Advocaat aan het Nederlandse Hof, in 1729, 1e Pensionaris (schepen) van Haarlem, in 1730-1745, toegelaten tot de Staten van Holland vanaf 1730, en tot de Staten-Generaal van de Verenigde Provinciën in 1738; 2e griffier van die staten in 1744; Buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister bij de Franse Koning Lodewijk XV in 1746, vervolgens bij het Congres van Breda, Adviserend Raadpensionaris van Holland van 9 september 1746 tot 3 mei 1749, gepensioneerd met de titel van Schatbewaarder-Generaal van Holland.